Jan Bons

 

Jan Bons is zowel binnen als buiten de landsgrenzen vooral bekend van affiches, met name voor de toneelgroepen De Appel (Amsterdam) en Studio (Den Haag). Vanaf 1990 maakte hij affiches voor het International Documentary Festival Amsterdam (IDFA). Bons ontwierp echter ook postzegels, maakte beeldhouwwerken en deed aan toegepaste kunst.

 

Voor de oorlog maakte hij, nog geen twintig jaar, zijn eerste bescheiden ontwerpen voor het comité Hulp aan Spanje en voor het Comité van Waakzaamheid (van antifascistische intellectuelen).

 

Een dag voor de Duitse inval in Nederland keerde hij terug uit Parijs. Van daar uit had hij naar Amerika willen reizen, maar gesprekken in Parijs met Duitse emigranten over een zich over Europa uitdijende oorlog deden hem beseffen dat zijn plaats was tussen zijn vrienden in Amsterdam.

 

Aan het begin van de oorlog woonde Bons op Keizersgracht 522 met de fotograaf Carel Blazer, Maarten (‘Mik’) van Gilse en Violette Cornelius. Alle vier zouden ze op hun eigen manier een belangrijke rol gaan spelen in het verzet tegen de bezetter. Bons maakte zich zeer verdienstelijk, eerst bij het laten wegkomen van joodse vrienden via IJmuiden, de verspreiding van illegale krantjes, het onderbrengen van onderduikers, en aansluitend als bewerker van persoonsbewijzen. Bij deze vervalsingen werkte hij samen met Gi en Janka Boissevain van de verzetsgroep CS6. Bons kwam regelmatig op het adres van deze groep: Corellistraat 6 (de discussie of de naam van de groep is afgeleid van dit adres duurt tot op de dag van vandaag voort). Dat Bons als een van de zeer weinigen bij CS6 betrokken personen niet is gearresteerd mag een klein wonder heten.

Jan Bons nam een onderduikertje in huis. Theo Olof - toen nog een grote belofte, later beroemd violist - hield nooit op zich te verbazen over de vanzelfsprekendheid waarmee dit ging. Aansluitend zorgde Bons er voor dat Olof in een huisje in een bos in de buurt van Bilthoven kon onderduiken, zodat hij aan de verbetering van zijn viooltechniek kon werken zonder zich zorgen te hoeven maken dat hij ontdekt zou worden.

Bons kwam terecht in het kunstenaarsverzet. Vergaderingen met andere kunstenaars zoals L.P.J. Braat en Henk Henriët, die net als Bons weigerden voor de Kultuurkamer te tekenen, vonden meermaals plaats in de woning van Bons aan de Prinsengracht 256. Als afgevaardigde van het NSF was Frits van Hall daar ook bij aanwezig. Op hetzelfde adres organiseerde Bons een clandestiene tentoonstelling die circa vijftig bezoekers kende, meest vrienden en bekenden.

 

Ondertussen had Bons zijn vrouw leren kennen: Noor Dekker, de oudste dochter van de schrijver Maurits Dekker en Mien Dekker-Hellingman. Maurits was onafhankelijk linkssocialist, Mien radencommuniste. Bij Noor viel de appel niet ver van de boom, en ze was in die zin verwant met Bons. De overeenkomst tussen deze vier is dat ze allemaal tot aan hun nek in het verzet zaten, en dat ze daar voor in zulke mate met hun gezondheid betaalden dat werken hen na de oorlog onmogelijk was: Maurits, Jan en Noor periodiek, Mien permanent.

 

Er zou nog veel te vertellen zijn over het verzetswerk van Bons, zoals over de aanslagen op telefoon- en seininstallaties in de buurt van Breukelen, Loenen aan de Vecht en Vreeland aan de vooravond van de Jodentransporten. Of over de uitstekende vervalsingen die hij maakte, bijvoorbeeld van  Kurierscheine en Arbeitseinsatzpapiere van de Organisation Todt. Dat deed hij in opdracht van zijn vriend Jaap Penraat, die er in slaagde enkele honderden Nederlandse joden zogenaamd als arbeiders voor de Westwall naar Frankrijk te begeleiden, waarna ze via Portugal hun vrijheid tegemoet gingen.

 

Maar de aanleiding voor dit stuk zijn de bibliofiele uitgaven van Bons tijdens de oorlog.

De drukker Frans Duwaer kende Bons al uit zijn tijd van zijn vroege ontwerpen. Bons mocht op diens Drukkerij J.F. Duwaer & Zonen zelf met de hand teksten van Kafka zetten. Waarom Kafka? Omdat deze ‘Tsjechische jood die nog onbedorven Duits schreef daarvoor het geschiktst leek’. Het boekje, in een 12 punts Mediaeval, op papier van Barchem Green en verluchtigd met zeven originele litho’s van de hand van Bons, was in 1943 klaar en was vanwege de ‘heersende cultuurhonger’ meteen uitverkocht. De oplage bestaat uit dertig genummerde exemplaren. De nummers I-X zijn voorzien van een met de pen getekend portret van Kafka, de overige nummers zijn genummerd 11-30.

Om begrijpelijke redenen werd Duwaer in deze uitgave niet genoemd. Bons was ondergedoken en ‘vond deze niet ernstige vorm van verzet gunstig als alibi voor andere zaken’.

Door deze uitgave leerde Bons Guus Balkema van De Vijf Ponden Pers kennen. Die vroeg hem een novelle van Kafka te illustreren en te drukken. Bons koos Ein Landarzt in een vertaling van Max Brod. Volgens het colofon is gebruik gemaakt van de 12 punts Mediaeval op Banzai van de NV G.H. Bührmann’s Papiergroothandel. De oplage was 55. In deze uitgave wordt Duwaer wel genoemd, maar door het jaartal weg te laten dekte Bons zich in: hij kon altijd nog tegenover de bezetter beweren dat de publicatie van oudere datum was.

 

Eenmaal ondergedoken in Landsmeer besprak Bons met Duwaer de mogelijkheid door middel van publicaties ‘de culturele banden met Frankrijk wat aan te halen’, hetzij tijdens of anders na de oorlog. Bons vroeg aan Penraat om op zijn pendels naar Frankrijk foto’s van werk van Parijse schilders te verzamelen. Ook moest hij bij Kandinsky langs gaan. ‘Die gaf foto’s, gedichten en zelfs een origineel werk mee.’ ‘Duwaer wilde meteen een clandestiene uitgave maken van 200 ex.’

Uit het bibliofiele contact met Duwaer groeide het verzetswerk. Duwaer begon stempels te leveren en regelmatig zat Bons bij hem op kantoor voor besprekingen. Daar liep Bons een keer Gerrit Jan van der Veen tegen het lijf, die hij ondanks zijn ‘snor-bril-vermomming’ herkende.

In dezelfde ruimte waar Duwaer alle weekends persoonsbewijzen stond te drukken - waarover Bons pas later ervoer - maakte Bons samen met de drukker Verzen voor een Vriend drukklaar. (http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/EVDO03:UBL01_DEJONG_857) De bundel werd gezet uit een Mediaeval. Zowel de drie droge naald etsen als de gedichten zijn van de hand van Bons. De ‘vriend’ uit de titel is Bons’ boezemvriend Tom Koreman, die werd geëxecuteerd. Koremans zwangere vriendin Iara Wainschtok (de schrijfwijzen van zowel de voor- als achternaam variëren nogal) pleegde daarna zelfmoord. Het boek is daarom opgedragen ‘aan Tom en Yara’.

Door de arrestatie en executie van Duwaer in juni 1944 verscheen de bundel pas in 1945 onder Bons’ pseudoniem Vernal. Maar het werd nog wel - op papier van Barchem Green - gedrukt op de persen van Duwaer in een oplage van 75.

De journalist Paul Arnoldussen werkt overigens aan een biografie van Tom en Iara.

 

Voor de 48e verjaardag van zijn schoonvader Maurits Dekker op 16 juli 1944 vervaardigde Bons zowel tekst als tekeningen voor een boekje in een oplage van twee. De titel is Zangen van Mald’rdoor; Occupathologica. De referentie is meervoudig. In de eerste plaats is de satirische titel natuurlijk een verwijzing naar het vroeg-surrealistische De zangen van Maldoror van Comte de Lautréamont. In de tweede plaats refereert het naar een jeugdwerk van Dekker, de door De Lautréamont geïnspireerde roman Homo Cantat (1924). En in de derde plaats is het ‘‘rdoor’ uit de titel te lezen als ‘door de oorlog’. ‘Mal’ kan natuurlijk in de betekenis van ‘gek’ of ‘matrijs’. Dus: als een gek de oorlog door komen, of de oorlog doorkomen als in een matrijs gegoten.

Het familie-exemplaar is zoek, maar het overgebleven exemplaar bevindt zich in de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. De vriendschap van Bons met directeur Sandberg zal hier niet vreemd aan zijn geweest.

 

Het zou een understatement zijn om te stellen dat Bons en zijn vrouw beschadigd uit de oorlog kwamen. In de hongerwinter zijn ze eens gaan tellen: van die vijftig bezoekers aan de clandestiene tentoonstelling bijvoorbeeld waren er zeker al dertig gefusilleerd of op een andere manier omgekomen. Bons kreeg last van depressies en angsten, apathie, rug-, knie- en maagklachten, slapeloosheid òf juist aan overmatige slaap, eczeem, spijsverteringsstoornis en reumatische en ischias pijnen. In zekere zin was het maar goed dat hij eigen baas was, want àls hij in staat was om te werken kon hij tenminste zijn eigen werktijden bepalen. Soms kon hij hele tijden niet werken, dan werkte hij weer bij voorkeur ’s nachts. Het is een wonder dat hij nog zoveel moois heeft kunnen produceren.

 


Deze tekst verscheen eerder in gewijzigde vorm op de website van Nick ter Wal

 

 


Comments

Popular posts from this blog